HISTORIE STADBROEKERMOLEN
​
In het jaar 1582 gaf de hertog Willem van Gulik op 12 juli een vergunning af voor de bouw van de tweede watermolen aan de Geleenbeek later genaamd de Stadbroekermolen.
​
Dit omvangrijke molencomplex is in de geschiedenis eigendom geweest van meerdere molenaars. De molenaarsfamilie Roufs heeft als laatste de molen meer dan een eeuw gebruikt voor het malen van graan en het verhandelen van tarwe en roggemeel door geheel Zuid Limburg, België en Duitsland.
​
In het jaar 1907 kreeg de familie Roufs toestemming van het provinciaal bestuur om het waterrad te vervangen voor een turbine. De turbine met maalinrichting werd geleverd door de firma Schneider, Jaquet & Ciete Koningshoffen bij Straatsburg.
De oliemolen en de bestaande maalinrichting werden uitgebroken en vervangen door een ijzeren gangwerk. Op de eikenhouten maalstoel lagen vier koppels stenen, die op een cirkel om het spoorwiel lagen.
De verticale turbine dreef met een conische tandwieloverbrenging de horizontale molenas met het daarop bevestigde aswiel aan, dat op zijn beurt een klein conisch tandwiel op de koningsspil aandreef.
​
Na de Tweede Wereldoorlog kwam de Stadbroekermolen stil te liggen. Joseph Roufs die samen met zijn ongehuwde zus het bedrijf leidde, verkocht het fraaie complex de Stadbroekermolen, gelegen bij de de weg Sittard-Tudderen-Heinsberg, in 1954 aan de Gemeente Sittard. De Gemeente Sittard hield alleen de woonhuizen in stand, de overige gebouwen vervielen tenslotte tot een ruïne, overwoekerd door hakhout, brandnetels en andere planten. Aan de zijde van Sittard werd bij de molen een nieuwe woonwijk gebouwd. De Geleenbeek werd toen gedeeltelijk overkluisterd.
​
In 1990 besloot de gemeente Sittard tot restauratie van dit unieke complex, gelegen op de overgang van stedelijk naar landelijk gebied de molen weer als vanouds, inclusief waterkundige aandrijvingen op te bouwen.